Wat betekent que in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord que in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van que in Portugees.

Het woord que in Portugees betekent wat, die, wie, geur, wat, waarin, waarop, waarmee, mogen, dat, dat, waar-, die, wat, wat, wat, wat, wat, tot waar, in hoeverre, wat, wat, wat, vloeiend, dikmakend, voedzaam, herhaalbaar, doorverkoopbaar, trendsettend, verzoenend, verzachtend, ... dan ook, eindelijk, natuurlijk, terwijl, waaruit, over, geweldig, valsspeler, korreligheid, voltooid verleden tijd, besluiteloos persoon, moeten, onderbouwen, een oogje dichtknijpen, zoals, volgende, komende, aanstaande, opdoemend, onbevredigend, voltooid verleden, geruchten, vliegstunt, zoals, jezus, jakkes, van wel, terwijl, hoe … ooit, zoals, dorstig, tegenstander, hoe komt het dat?, wat dacht je van, stuiterend, sissend, heet, de moeite waard, ieder uur, elk uur, eenmaal per uur, ziend, krimpend, verbindings-, niet verslavend, niet winstgevend, -adsorbent, beslisbaar, geschikt voor de magnetron, overbrugbaar, verziend, ingroeiend, ongecijferd, gedurende de hele nacht, niet met gevechten samenhangend, niet-conform, geen bijdrage leverend, onlosmakelijk, niet-equivalent, niet-inwisselbaar, niet-restitueerbaar, lichtecht, lichtvast, niet-dikmakend, niet-vliegend, niet-bevriezend, niet-magnetisch, buiten werking, buiten gebruik, niet-operatief, niet-deelnemend, niet-willekeurig, niet-vlekkend, niet-verkleurend, zonder vaste aanstelling, aanvallend, opnieuw te beleven, draaibaar, roterend, semi-gepensioneerd, snotterig. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord que

wat

pronome (importância)

O que isso importa?
Wat doet het ertoe?

die, wie

pronome (pessoa que, pessoas que)

geur

substantivo masculino (figurativo) (figuurlijk)

wat

pronome

Que gentil da tua parte!

waarin, waarop, waarmee

conjunção (no qual, na qual)

Pela direção em que ele ia, eu diria que ele se dirigia à cidade.

mogen

pronome (expressando um desejo) (wens)

Que as suas crianças sempre sejam saudáveis e felizes!

dat

conjunção

Ele estava com tanta fome que pôde ouvir o estômago dele roncando.

dat

conjunção

Ele falou que não queria ir.

waar-

pronome (in samenstelling met vz)

Eu disse "não", ao que ele replicou: "Por que não?"

die

pronome (mannkelijk of vrouwelijk)

O macaco que o veterinário escolheu da tribo era muito amigável.

wat

pronome

O que queres comer?

wat

pronome

O que me surpreende é que o cachorro sempre encontra o caminho pra casa.

wat

interjeição (repita o que disse)

O quê? Não te escutei.

wat

interjeição

O quê? Você não fez isso!

wat

pronome

Ele fez o que eu lhe disse para fazer.

tot waar, in hoeverre

pronome

Com o que você se importa?

wat

pronome (saúde)

O que dói? É o seu rim?

wat

pronome (identidade)

O que é isso?

wat

pronome (ocupação)

No que você trabalha no inverno?

vloeiend

A torneira aberta encheu a bacia.

dikmakend

(BRA, popular)

voedzaam

herhaalbaar

doorverkoopbaar

trendsettend

(anglicisme, informeel)

verzoenend, verzachtend

(qualidade)

... dan ook

eindelijk

Finalmente, eu terminei de escrever aquele relatório!

natuurlijk

Naturalmente, vou precisar saber aonde você está indo.

terwijl

(formal)

Ele gosta de brócolis, enquanto ela os detesta.

waaruit

(literário, arcaico)

over

(BRA, comida, bebida)

Depois da festa, só havia uma garrafa de vinho sobrando.

geweldig

(BRA)

Você pode vir no sábado? Legal!

valsspeler

A escola está determinada a encontrar trapaceiros e expulsá-los.

korreligheid

voltooid verleden tijd

substantivo masculino (gramática) (grammatica)

besluiteloos persoon

moeten

(obrigação, ter que)

Você deve tirar uma carteira nova de motorista.

onderbouwen

een oogje dichtknijpen

(fig., informeel)

zoals

Todos os meninos querem conhecer uma menina como ela.

volgende, komende, aanstaande

O que tu farás na próxima semana?

opdoemend

As eminentes montanhas estavam cobertas por nuvens espessas.

onbevredigend

(eten)

voltooid verleden

adjetivo (grammatica)

geruchten

(figurado)

vliegstunt

(fazer acrobacias como voar em um aeroplano)

zoals

Era um capacete, como os que os jogadores de futebol americano usam.

jezus, jakkes

Droga! O que você quer que eu faça?

van wel

(resposta afirmativa)

Ele gosta dela? Acho que sim.

terwijl

Enquanto ele estava subindo a escada, o martelo escapou do seu cinto.

hoe … ooit

Como você nos encontrou?

zoals

(op dezelfde manier)

Ela fala como o irmão dela.

dorstig

(figurado, informal: carro, combustível) (informeel)

tegenstander

(formal)

hoe komt het dat?

interjeição (pedir explicação)

Hoe komt het dat al jouw hoeden zwart zijn?

wat dacht je van

expressão (introdução de pergunta)

Que tal irmos ao cinema hoje à noite?
Wat dacht je van naar de bioscoop gaan vanavond?

stuiterend

sissend, heet

(por causa do calor)

de moeite waard

Dar aulas é um trabalho que vale a pena.

ieder uur, elk uur, eenmaal per uur

ziend

adjetivo

Alunos cegos trabalham junto com os que vêem em algumas aulas.

krimpend

expressão

A cidade que diminuía era visível no espelho retrovisor.

verbindings-

adjetivo (in samenstellingen)

A estrada que liga o hotel à cidade estava apagada.

niet verslavend

(que não vicia)

niet winstgevend

-adsorbent

(substância) (in samenstelling)

beslisbaar

locução adjetiva

geschikt voor de magnetron

locução adjetiva

overbrugbaar

(letterlijk)

verziend

locução adverbial

ingroeiend

expressão

ongecijferd

adjetivo

gedurende de hele nacht

expressão

niet met gevechten samenhangend

expressão

niet-conform

expressão

geen bijdrage leverend

locução adjetiva

onlosmakelijk

expressão

niet-equivalent

expressão

niet-inwisselbaar, niet-restitueerbaar

expressão

lichtecht, lichtvast

locução adjetiva

niet-dikmakend

locução adjetiva

niet-vliegend

locução adjetiva

niet-bevriezend

locução adjetiva

niet-magnetisch

expressão

buiten werking, buiten gebruik

locução adjetiva

niet-operatief

expressão

niet-deelnemend

locução adjetiva

niet-willekeurig

expressão

niet-vlekkend

locução adjetiva

niet-verkleurend

locução adjetiva

zonder vaste aanstelling

locução adjetiva (aan universiteit)

aanvallend

locução adjetiva

opnieuw te beleven

expressão

draaibaar, roterend

semi-gepensioneerd

expressão

snotterig

locução adjetiva

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van que in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Verwante woorden van que

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.