Wat betekent passagem in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord passagem in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van passagem in Portugees.

Het woord passagem in Portugees betekent passage, doorgang, weg, opening, passage, passage, verstrijken, verloop, passeren, voorbijgaan, poort, doorgang, luchtopening, enjambement, kaartje, plaatsbewijs, doorgang, doortocht, heengaan, doorreizen, plaats, doortocht, fill, col, vervoerstarief, vervoersprijs, gang, doorgang, promenade, weg, doorgang, opgehoogde weg, terloops, en passant, onderdoorgang, verstrijken der tijd, enkeltje, voorrang verlenen, onderdoorgang, doorgang, doorberekend, enkeltje, engte. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord passagem

passage, doorgang, weg, opening

substantivo feminino (caminho físico)

Há uma passagem que leva do estacionamento até a principal rua comercial.

passage

substantivo feminino (seção do texto) (van tekst)

Leia esta passagem e então me diga o que acha dela.

passage

substantivo feminino (música) (muziek)

Algumas dessas passagens são muito difíceis de tocar.

verstrijken, verloop

substantivo feminino (de tempo)

Linda ainda era bela, pensou Sheila, apesar da passagem dos anos.

passeren, voorbijgaan

substantivo feminino (ato de passar por)

poort, doorgang

Os turistas entraram no castelo através da passagem principal.

luchtopening

(para ar e gases)

Aquelas passagens são parte do sistema de refrigeração.

enjambement

(poesia) (dichtkunst)

kaartje, plaatsbewijs

(BRA, para transporte)

Guarde sua passagem até encerrar sua viagem.

doorgang, doortocht

heengaan

(BRA, figurado, morte) (eufemisme)

Ouvi as tristes notícias quanto à passagem de sua mãe e queria expressar meus pêsames.

doorreizen

substantivo feminino

plaats

(num livro) (in een boek)

Você devia marcar sua passagem no romance.

doortocht

substantivo feminino (door een locatie)

fill

(música) (muziek: langer dan een break)

Precisamos ouvir mais da bateria nessa passagem.

col

(geografie: bergpas)

vervoerstarief

substantivo feminino (de ônibus, táxi) (taxi, bus, etc.)

vervoersprijs

Kyle pagou sua tarifa e saiu do táxi.

gang

(caminho de pedestre)

doorgang

(externo)

promenade

(lugar privado)

weg, doorgang

Siga a trilha na floresta.

opgehoogde weg

(estrada pavimentada) (in moerassig gebied)

terloops, en passant

advérbio (casualmente)

Hij zei terloops dat hij voor een paar dagen ging weg zijn.

onderdoorgang

(onder weg, spoor)

verstrijken der tijd

enkeltje

substantivo feminino (transporte)

voorrang verlenen

locução verbal

Você deve dar passagem neste cruzamento para deixar o tráfego passar.

onderdoorgang

doorgang

expressão (viagem) (plaats)

doorberekend

locução adjetiva (van kosten)

enkeltje

substantivo feminino

Ela comprou uma passagem de ida para Paris e planejou dirigir lá.

engte

(marítima)

Dane guiou o barco pela passagem estreita.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van passagem in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.