Wat betekent passado in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord passado in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van passado in Portugees.

Het woord passado in Portugees betekent verleden, verleden, verleden tijd, voorbij, gebeurd, verleden, verleden tijd, vroeger, ex-, gestreken, verdwenen, verleden, passé, voorbij, vroeger, voorafgegaan, vroeger, vroeger, voormalig, afgedane zaak, woedeaanval, verpest, de verleden tijd, doorgeven, overgaar, niet gaar, niet gestreken, overgaar, van de vorige maand, verre verleden, ver verleden, het verleden laten rusten, geschiedenis zijn. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord passado

verleden

substantivo masculino (tempo passado)

No passado, costumávamos lavar a roupa à mão.

verleden

substantivo masculino (história pessoal)

Embora ele parecesse uma boa pessoa, ele escondeu o passado dele de todos.

verleden tijd

substantivo masculino (gramática: tempo passado) (grammatica)

A palavra "comeu" é o passado de "comer".

voorbij, gebeurd

adjetivo (feito, acabado) (meestal gezegde: wat voorbij is)

Os eventos passados acabaram, vamos nos concentrar no presente.

verleden

substantivo masculino (história)

O passado ajuda a explicar o presente.

verleden tijd

adjetivo (gramática: tempo verbal)

Ele usa o tempo passado incorretamente às vezes.

vroeger

adjetivo (prévio)

Governos anteriores não foram amigáveis com a imprensa.

ex-

adjetivo (anterior) (met zn: ex-drummer, ex-piloot etc.)

Os três antigo senadores não estão mais envolvidos no governo.

gestreken

adjetivo (roupa) (kleren)

verdwenen

Tinha uma época que eu confiaria nele, mas já é passado.

verleden

substantivo masculino

passé

adjetivo

voorbij, vroeger

voorafgegaan

adjetivo (van voorafgaan)

vroeger

advérbio

vroeger, voormalig

adjetivo

afgedane zaak

(informal) (informeel)

woedeaanval

(estado de ficar "fora de si")

verpest

(comida)

de verleden tijd

(tempo passado)

doorgeven

O cartão de aniversário passou de pessoa para pessoa.

overgaar

niet gaar

locução adjetiva (não suficientemente cozido)

niet gestreken

locução adjetiva (roupa) (kleding)

overgaar

(comida)

van de vorige maand

locução adverbial

verre verleden, ver verleden

het verleden laten rusten

expressão (figuurlijk)

geschiedenis zijn

locução verbal

O que ele fez vinte anos atrás é passado e irrelevante.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van passado in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.