Wat betekent força in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord força in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van força in Portugees.

Het woord força in Portugees betekent galg, kracht, kracht, sterkte, macht, kracht, galg, strop, fysieke kracht, macht, kracht, kracht, spierkracht, drijvende kracht, motor, strijdkrachten, troepen, strijdkrachten, fut, puf, kracht, kracht, drang, aandrang, overtuigingskracht, overredingskracht, groep, kracht, druk, kracht, sterkte, geestdrift, energie, kracht, kracht, macht, kracht, pit, energie, versterking, kracht, kracht, druk, hoge prijs, kracht, spierkracht, kracht, hogere machten, kracht, potentie, intensiteit, hevigheid, sterkte, heftigheid, kracht, pit, fut, kracht, sterkte, uithoudingsvermogen, onopvallend, gewelddadig, wurggreep, dwangbuis, motor, ruggengraat, beroepsbevolking, ontkurken, beuken, noodgedwongen, noodzakelijkerwijs, lus, strik, strop, wilskracht, spierkracht, levenssap, politiemacht, politie, luchtmachtpiloot, luchtmachteenheid, wilskracht, overmacht, binnenstormen, iemand dwingen te eten, vastberadenheid, wilskracht, krachtpatser, overbewapening, galgje, levensbloed, forceren, arbeidskrachten, werkers, arbeiders, gestoten bal bij honkbal, openbreken, worstelen, hard, heftig, hefvermogen, stuwende kracht. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord força

galg

substantivo feminino

A forca foi erguida do lado de fora do tribunal.

kracht

(potência)

Ele usou o machado com muita força, separando o tronco com um único golpe.

kracht

substantivo feminino

Este elevador tem muita força e pode erguer um caminhão pesado.

sterkte, macht, kracht

substantivo feminino (impacto, força física)

galg

substantivo feminino (histórico) (geschiedenis)

strop

(figurado, pena de morte) (doodstraf)

fysieke kracht

substantivo feminino (física)

macht

substantivo feminino (entidade poderosa)

Muita gente acha que a religião é uma força do bem no mundo.

kracht

substantivo feminino (característica positiva)

A força da economia reduziu o desemprego.

kracht, spierkracht

substantivo feminino (habilidade para fazer cumprir) (figuurlijk)

O governo não tinha força para passar a lei.

drijvende kracht, motor

substantivo feminino (figuurlijk)

Por 20 anos, ele foi a força dessa pequena comunidade.

strijdkrachten

(grupo militar)

As forças armadas do nosso país incluem o exército e a força aérea.

troepen, strijdkrachten

substantivo feminino (militar, tropa)

A força militar desembarcou na ilha e restaurou a ordem.

fut, puf

substantivo feminino (informeel)

Ele não tinha mais força nele.

kracht

substantivo feminino (militar)

O exército usou força esmagadora para derrotar o inimigo.

kracht

substantivo feminino (física) (natuurkunde)

Na física, força é uma medida de transferência de energia durante um período de tempo.

drang, aandrang

substantivo feminino (compulsão)

Alguma força está me levando a telefonar para ele.

overtuigingskracht, overredingskracht

substantivo feminino (persuasão)

Seu argumento teve muita força.

groep

substantivo feminino (grupo de pessoas)

A força de vendas da empresa fez um ótimo trabalho este ano.

kracht, druk

substantivo feminino (figurado, resistência)

O metal não suportou a força e acabou quebrando.

kracht

(apoio moral)

Meus filhos me deram grande força nesse momento difícil.

sterkte

A força do público mostrou que a causa tinha apoiadores.

geestdrift, energie

substantivo feminino (gíria)

kracht

substantivo feminino (física) (fysica)

A força (or: ação) do vento fez a bola cair na lateral.

kracht

substantivo feminino

macht, kracht

Tendo força maior, o exército maior foi capaz de derrotar a milícia menor.

pit, energie

substantivo feminino

die batterij is leeg.

versterking

(fortificador)

kracht

(figurativo)

kracht

(fuguurlijk)

druk

A fundação do prédio ruiu com o peso.

hoge prijs

(de preços)

O poder do preço do óleo causou muitos problemas aos motoristas.

kracht, spierkracht

Ele é um homem forte. Ele tem mais músculos que o super-homem.

kracht

O carrou perdeu toda a potência.

hogere machten

(divindade)

Que os poderes celestiais te deem vida longa.

kracht

substantivo feminino

Ele ganhou sua força indo à academia todo dia.

potentie

substantivo feminino

intensiteit, hevigheid, sterkte, heftigheid, kracht

substantivo feminino (poder)

pit, fut

(informeel)

kracht, sterkte

(pessoa: característica)

Seu ponto forte era a sua honestidade.

uithoudingsvermogen

(capacidade de resistência)

onopvallend

gewelddadig

wurggreep

substantivo feminino (figurado) (figuurlijk)

dwangbuis

substantivo feminino

motor

(figurado) (figuurlijk)

ruggengraat

(figuurlijk)

Quando Jeremy disse que não poderia fazer isso, Linda sugeriu que ele teria que criar coragem.

beroepsbevolking

Os trabalhadores do país precisam aumentar para bancar uma população em envelhecimento.

ontkurken

beuken

noodgedwongen, noodzakelijkerwijs

locução adverbial (necessariamente)

lus, strik, strop

substantivo masculino

wilskracht

spierkracht

levenssap

(que dá vida, energia) (figuurlijk)

politiemacht, politie

luchtmachtpiloot

substantivo masculino

luchtmachteenheid

substantivo feminino

Ian entrou na força aérea assim que alcançou a idade adequada.

wilskracht

overmacht

binnenstormen

(informal) (informeel)

iemand dwingen te eten

expressão verbal

Sua greve de fome foi cortada assim que a alimentaram à força.
Haar hongerstaking werd afgebroken nadat ze haar dwongen te eten.

vastberadenheid, wilskracht

É preciso ter força de caráter para enfrentar o seu chefe.

krachtpatser

(pessoa forte, enérgica)

overbewapening

(grande capacidade nuclear)

galgje

(jogo de adivinhação) (spel)

levensbloed

(letterlijk)

forceren

(figurativo)

arbeidskrachten, werkers, arbeiders

substantivo masculino

A fábrica precisará contratar mais força de trabalho para atender estes pedidos.

gestoten bal bij honkbal

substantivo feminino (beisebol)

openbreken

expressão verbal

Os ladrões abriram a porta à força com um pé-de-cabra.

worstelen

A polícia dominou o homem à força no chão.

hard, heftig

locução adverbial

Ele bateu no chão com força com a picareta.

hefvermogen

substantivo feminino

stuwende kracht

substantivo feminino

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van força in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.