Wat betekent up in Engels?
Wat is de betekenis van het woord up in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van up in Engels.
Het woord up in Engels betekent omhoog, omhoog, harder, vóór, klaar, gereed, verhogen, naar boven, opgaand, opwaarts, overeind, gebouwd, hoog, verwacht, aankunnen, aan de orde, landinwaarts, noordwaarts, omhoog, naar boven, op, hoger, meer, boven, bovenop, omhoog, op-, in contact met, op-, helemaal, gelijk, helling, stijging, tegen, vervelend doen, raar doen, rekenen, komen op, uitkomen op, optellen, kloppen, inhouden, betekenen, back-uppen, steunen, bijstaan, beamen, bevestigen, achteruitrijden, achteruitrijden, iemand in elkaar slaan, zich schuldig voelen, versterken, spieren kweken, ontploffen, exploderen, opblazen, vergroten, uitvergroten, ontploffen, opkroppen, onderdrukken, uit elkaar vallen, uit elkaar gaan, scheiden, afbreken, sluiten voor de schoolvakanties, beëindigen, uit elkaar laten vallen, ter sprake brengen, grootbrengen, opvoeden, uitkotsen, opfrissen, opfrissen, ophalen, opfrissen, gordel omdoen, riem omdoen, opschuiven, opbouwen, ontwikkelen, vergroten, versterken, opborrelen, opkrikken, bevorderen, samendrommen, samenscholen, kreukelen, hoge koorts hebben, woedend maken, laaiend zijn, paaien, vleien, inpalmen, inhalen, inhalen, een achterstand inhalen, een achterstand wegwerken, , inhalen, aanhouden, bijpraten, bijkletsen, bijpraten, bijkletsen, bijpraten, bijkletsen, versieren, controleren, opvrolijken, opbeuren, opmonteren, opfleuren, opleven, dichtslaan, dichtklappen, de boel opruimen, de rommel opruimen, schoonmaken, verdienen, afkicken, opruimen, verduidelijken, duidelijk maken, ophelderen, afsluiten, optellen, opstopping, aftands, gammel, opblaas-, opgekropt, bottom-up, bottom-up, vastgebonden, scheiding, opheffing, gebroken, ontwikkeling, opbouw, opstopping, volgebouwd, bebouwd, bebouwde kom, afstoppen, stoppen, afsluiten, aangrenzen, gesneden, opgedeeld, bewerkt, inhaalpoging, inhaalslag, , bijpraten, sneeuwketting-, medisch onderzoek, controle, kop op, hoger vastpakken, schoonmaakbeurt, omhoog klimmen, beklimmen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.
Betekenis van het woord up
omhoogadverb (on a higher level) The restrooms are up at the top of the staircase. |
omhoog, harderadverb (to higher volume) (volume) Ben had his music up too loud and the neighbors complained. |
vóóradverb (informal (sports: ahead) (sport) The team is up one-nil over its opponent. |
klaar, gereedadjective (ready) We are going to a party. Are you up for it? |
verhogentransitive verb (slang (increase) The band upped the number of shows in their tour. |
naar bovenpreposition (to higher part) If you go a little way up the hill, you will get a better view. |
opgaand, opwaartsadjective (informal (related to upward direction) Use the up escalator; it's quicker than the stairs. |
overeind, gebouwdadjective (informal (constructed) The building has been up for three months. |
hoogadjective (tide: in) (getij) The tide will be up soon. |
verwachtadjective (due: for [sth]) He is up for promotion in the spring. |
aankunnenadjective (capable of) Are you sure you are up to this job? |
aan de ordeadjective (under consideration) The next topic up for consideration is the new bridge. |
landinwaartsadjective (inland) We are going from the coast, up to Nottingham in the middle of England. |
noordwaartsadjective (to the north) They are up in New York. |
omhoog, naar bovenadverb (to) Send the report up so the boss can read it. |
opadverb (above the horizon) Is the sun up yet? |
hoger, meeradverb (more than) The prices are three Euros and up. |
boven, bovenopadverb (at a higher point) He is now up in the bi-plane, and can now see the valley below. |
omhoogadverb (to higher value) Jeff's salary is up ten thousand a year to forty thousand dollars. |
op-adverb (informal (to higher brightness) (in samenstellingen) Make sure the contrast is up on your screen. |
in contact metadverb (in contact with) Since I stopped reading a daily newspaper, I'm no longer up on events. |
op-adverb (for preservation) (in samenstelling) They canned up a lot of the berries for later use. |
helemaaladverb (emphatic: completely) My ears were all plugged up! |
gelijkadverb (US (sports: tied) (sport) The score was six up at the end. |
helling, stijgingnoun (informal (upward slope) The bike path is fun, with lots of ups and downs. |
tegenpreposition (against) The table is up against the wall. |
vervelend doenphrasal verb, intransitive (UK, informal (child: misbehave) (informeel) Why do children always wait to be in public to act up? Waarom gaan kinderen altijd pas als ze in het openbaar zijn vervelend doen? |
raar doenphrasal verb, intransitive (informal (machine: malfunction) (informeel) The TV is acting up, but I think it's just a loose wire. De tv doet raar, maar ik denk dat er gewoon ergens een draad los zit. |
rekenenphrasal verb, intransitive (do sums) The children are learning to add up. |
komen op, uitkomen op(total) The opposite sides of a die add up to seven. |
optellenphrasal verb, transitive, separable (calculate total) When you add up the numbers in this column, you should get 500. |
kloppenphrasal verb, intransitive (figurative, informal (make sense) (figuurlijk, inf.) Er klopt niets van jouw verhaal. |
inhouden, betekenen(figurative (indicate, lead to) |
back-uppenphrasal verb, transitive, separable (computing: make copies) It is advisable to back up all the files on your computer regularly, in case of breakdown. |
steunen, bijstaanphrasal verb, transitive, separable (support) Go ahead and tell the boss just what happened; I'll back you up on it. |
beamen, bevestigenphrasal verb, transitive, separable (confirm: fact, argument) The accused man insisted that his wife would back up his story and give him an alibi. |
achteruitrijdenphrasal verb, transitive, separable (vehicle: reverse) It's difficult to back up a truck when a trailer is attached. |
achteruitrijdenphrasal verb, intransitive (move in reverse) A loud beeping alerts other road users when the lorry is backing up. |
iemand in elkaar slaanphrasal verb, transitive, separable (informal (assault) (informeel) A group of youths beat Henry up. |
zich schuldig voelen(informal, figurative (feel guilty or bad) |
versterken(figurative (make stronger, augment) |
spieren kwekenphrasal verb, intransitive (informal, figurative (build muscle) (informeel) The coach told the young football player to beef up in the gym. |
ontploffen, exploderenphrasal verb, intransitive (explode) I watched the Hindenburg blow up. |
opblazen(detonate, cause to explode) They blew up the enemy's ammunition dump. |
vergroten, uitvergroten(make an enlarged copy of) Small photos may have to be blown up if they are not identifiable. |
ontploffenphrasal verb, intransitive (become very angry) (figuurlijk) She blew up when I told her about the car. |
opkroppen, onderdrukkenphrasal verb, transitive, separable (informal, figurative (repress: feelings, energy) It is not emotionally or physically healthy to bottle up one's emotions. |
uit elkaar vallenphrasal verb, intransitive (disintegrate) Rock gradually breaks up into sand. |
uit elkaar gaan, scheidenphrasal verb, intransitive (informal (couple: separate) The couple broke up after a three-year relationship. |
afbrekenphrasal verb, transitive, separable (split) |
sluiten voor de schoolvakantiesphrasal verb, intransitive (informal (school: finish) School breaks up next week for the summer holidays. |
beëindigen(informal, figurative (argument: intervene) (ruzie) |
uit elkaar laten vallen(crumble) |
ter sprake brengenphrasal verb, transitive, separable (raise: a subject) It is not a good idea to bring up politics with my family. |
grootbrengen, opvoedenphrasal verb, transitive, separable (raise: a child) The couple adopted the child and brought him up. |
uitkotsenphrasal verb, transitive, separable (informal (vomit) (informeel) The baby is ill and keeps bringing up her food. |
opfrissenphrasal verb, intransitive (informal (revise or refresh one's knowledge) (fig., v. kennis) |
opfrissenphrasal verb, transitive, separable (informal (refresh one's knowledge of or skill in) (fig., v. kennis) |
ophalen, opfrissen(informal (revise, refresh knowledge of) (fig., v. kennis) |
gordel omdoen, riem omdoenphrasal verb, intransitive (informal (fasten: shoe, seatbelt, etc.) Don't forget to buckle up before you start driving. |
opschuivenphrasal verb, intransitive (informal (move to make space for [sb]) If you two budge up, I'll be able to sit on the sofa too. |
opbouwenphrasal verb, transitive, separable (structure) They built up the wall using bricks made from local stone. |
ontwikkelenphrasal verb, transitive, separable (figurative (develop) Johnson gradually built up his business empire. |
vergroten, versterkenphrasal verb, transitive, separable (figurative (confidence: strengthen) (fig., v. vertrouwen) The victory will help the team to build up its confidence. |
opborrelenphrasal verb, intransitive (figurative, informal (feeling: mount) (figuurlijk; gevoelens) Excitement was building up as the runners lined up for the race. |
opkrikkenphrasal verb, transitive, separable (informal (increase) (informeel) |
bevorderenphrasal verb, transitive, separable (US, informal (move to a higher position) |
samendrommen, samenscholenphrasal verb, intransitive (gather into a tight group) |
kreukelenphrasal verb, intransitive (fabric: gather into tight folds) |
hoge koorts hebbenphrasal verb, intransitive (US, slang, figurative (have a high fever) When Cathy felt her son's forehead, he was burning up. |
woedend makenphrasal verb, transitive, separable (US, slang, figurative (make [sb] very angry) It burns me up to see that man making my mum cry. |
laaiend zijnphrasal verb, intransitive (US, slang, figurative (be very angry) (informeel) |
paaien, vleien, inpalmenphrasal verb, transitive, separable (figurative, informal (flatter, sweet-talk) He tried to butter up his boss in hopes of getting an extra day off. Stop trying to butter me up and just tell me what you want. |
inhalenphrasal verb, intransitive (go as fast) Mira slowed down so that her younger sister could catch up. |
inhalen(go as fast as) I walk faster than he does, so I wait at each corner for him to catch up with me. |
een achterstand inhalen, een achterstand wegwerkenphrasal verb, intransitive (figurative, informal (compensate for time lost) I missed a week of work, and now I have to catch up. |
(figurative, informal (compensate for time lost) Audrey sighed when she saw that she had to catch up on a huge pile of work. |
inhalenphrasal verb, transitive, inseparable (figurative, informal (repay: with [sth] bad) Finally, his unhealthy habits caught up with him and he became very sick. |
aanhouden(informal (apprehend: criminal) The cops finally caught up with the shoplifter outside the stock exchange. |
bijpraten, bijkletsenphrasal verb, intransitive (informal, figurative (exchange news) |
bijpraten, bijkletsen(figurative, informal (exchange news) It was a pleasure to catch up with everyone at the family reunion. |
bijpraten, bijkletsen(figurative, informal (get up to date) I phoned my brother to catch up on the latest news back home. |
versierenphrasal verb, transitive, separable (UK, informal (try to seduce [sb]) When he goes to restaurants, he always tries to chat up the waitresses. |
controlerenphrasal verb, intransitive (verify [sth]) |
opvrolijken, opbeuren, opmonterenphrasal verb, transitive, separable (make happier) Here's a plate of chocolate ice cream to cheer you up. |
opfleuren, oplevenphrasal verb, intransitive (become happier) Mrs. Mills cheered up when the tea and cake were served. |
dichtslaan, dichtklappenphrasal verb, intransitive (slang (be unable to speak) (informeel) Once he realizes everyone is listening to him, he will clam up. Zodra hij doorheeft dat iedereen naar hem luistert slaat hij dicht. |
de boel opruimen, de rommel opruimenphrasal verb, intransitive (make things clean) We have to clean up before the guests arrive. |
schoonmakenphrasal verb, transitive, inseparable (remove dirt) |
verdienenphrasal verb, intransitive (figurative, slang (win, make: lot of money) He really cleaned up at the poker table. |
afkickenphrasal verb, intransitive (figurative, slang (stop abusing drugs) Ralph promised to clean up and be a better husband. |
opruimenphrasal verb, transitive, separable (figurative, slang (rid of undesirable things) |
verduidelijken, duidelijk maken, ophelderenphrasal verb, transitive, separable (figurative (clarify, remove doubt from) I was hoping that you could clear something up for me. |
afsluitenphrasal verb, intransitive (shop: shut) He closed up and counted the day's takings. |
optellenintransitive verb (do sums) I learned how to add when I was in first grade. |
opstoppingnoun (informal (traffic jam) (verkeer) There is a backup on the interstate just north of the city. |
aftands, gammeladjective (US, slang (car: in poor condition) (informeel) |
opblaas-adjective (inflatable) (in samenstellingen) |
opgekroptadjective (figurative, informal (repressed, not expressed) (gevoelens) Bottled-up feelings can have a negative effect on your mental health. |
bottom-upadjective (hierarchical: working upwards) |
bottom-upadjective (design, programming: strategic approach) |
vastgebondenadjective (tied with ropes, etc.) |
scheidingnoun (romantic separation) He's been renting an apartment downtown since the breakup. |
opheffingnoun (political fragmentation) The breakup of the Soviet Union began in the early 1990s. |
gebrokenadjective (in pieces) Sara used broken-up cookies as a topping for her cake. |
ontwikkelingnoun (gradual increase) |
opbouwnoun (gradual approach to high point) |
opstoppingnoun (accumulation) You can use a razor blade to remove the buildup of soot. |
volgebouwd, bebouwdadjective (developed, urbanized) (met veel gebouwen gevuld) I can remember when all this was farmland – look how built up it is now! The speed limit is 30 miles per hour in built-up areas. De maximumsnelheid bedraagt 50 km/u in de bebouwde kom. |
bebouwde komnoun (area with a lot of buildings) The park provides a green space in the built-up area of the city. |
afstoppen, stoppen, afsluitentransitive verb (seal with a stopper) |
aangrenzenverbal expression (be adjacent to) The decorative moulding butts up against the door. |
gesnedenadjective (meat, fruit, etc.: sliced) (voedsel) |
opgedeeldadjective (figurative (land, area: divided) (land, gebied) |
bewerktadjective (slang (person: cut, disfigured) (met mes) |
inhaalpoging, inhaalslagnoun (informal (attempt to match, compete) The cyclist's catch-up ultimately failed, and he finished third in the race. |
adjective (informal (aimed at matching, competing) Inflation is rising fast, so the company intends to give its employees a catch-up pay rise. |
bijpratennoun (meeting to get up-to-date) I haven't seen you for ages; we'll have to have a proper catch-up soon. |
sneeuwketting-adjective (US (for snow chains) (in samenstellingen) This highway provides a chain-up area, so drivers can stop and put their snow chains on. |
medisch onderzoeknoun (routine medical examination) My company insists I have a check-up once a year. |
controlenoun (routine medical exam) (medisch) I have a doctor's appointment tomorrow, but don't worry--it's just a regular checkup. |
kop opinterjection (don't be sad) Cheer up! Losing a race isn't the end of the world. |
hoger vastpakkenintransitive verb (sports: grip higher up) (sport) |
schoonmaakbeurtnoun (getting rid of dirt, mess) The kids' clean-up of the room left a lot to be desired. |
omhoog klimmen(scale, ascend) The cat climbed up the tree. |
beklimmen(ascend, rise) Smoke from the chimney climbed up into the sky. |
Laten we Engels leren
Dus nu je meer weet over de betekenis van up in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.
Verwante woorden van up
Synoniemen
Geüpdatete woorden van Engels
Ken je iets van Engels
Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.