Wat betekent ropas in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord ropas in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van ropas in Spaans.

Het woord ropas in Spaans betekent kleding, kledij, uitrusting, outfit, kleding, kleding, kloffie, plunje, kledingstuk, kleding, onbedekt, ongekleed, beddengoed, kledingleverancier, onderjurk, overgooier, bodysuit, teddy, zich uitkleden, zich ontkleden, zich uitkleden, ontkleden, ontbloten, uitkleden, schaars, was, uitkleden, camouflage, lingerie, was, linnengoed, ondergoed, onderkleding, stuk ondergoed, herenkleding, sportkleding, bovenkleding, badkleding, strandkleding, vrijetijdskleding, burgerkleding, nachtkleding, negligé, negligé, ondergoed, informele kleding, eenvoudige kleding, afdankertje, voetbaltenue, ondergoed, beddengoed, burgerkleding, ondergoed, tweedehands kleding, tweedehands kleren, sportkleding, sportkleren, rouwkleding, rouwdracht, rouwgoed, formeel gekleed, camouflagepak, sportieve kleding, ratjetoe, zich te netjes kleden, mand, schaars, karig, gering, militaire kleding, was, was, wollen kledingstuk, felgekleurd, witte sportkleding, witte kleren, badlinnen, bedlinnen, chirurgische toga. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord ropas

kleding, kledij

La gente lleva ropa tanto para abrigarse como de adorno.

uitrusting, outfit

Rachel está comprando ropa nueva para sus vacaciones.

kleding

¿Qué tipo de ropa se necesita para el invierno en Budapest?

kleding

Su ropa quedó húmeda después de que la sorprendiera la tormenta.

kloffie

(informeel)

Hoy compramos ropa nueva en la liquidación de temporada.

plunje

nombre femenino (informeel, ouderwets)

kledingstuk

La tienda borda logos y diseños en todo tipo de vestidos.

kleding

Su atuendo no era el apropiado para la ópera.

onbedekt, ongekleed

beddengoed

Las habitaciones están equipadas con un colchón blando y con sábanas limpias.

kledingleverancier

La sastrería vendía todo tipo de ropa.

onderjurk

(ropa interior femenina)

overgooier

(ES) (kledingstuk)

bodysuit, teddy

(ES) (ondergoed voor vrouwen)

zich uitkleden

Los nadadores pueden desvestirse en el cobertizo junto a la piscina.

zich ontkleden, zich uitkleden

El doctor le pidió al paciente que se desvistiera antes del examen.

ontkleden, ontbloten, uitkleden

(ropa)

¿Le puedo quitar la chamarra?

schaars

(gekleed)

Las adolescentes iban insuficientemente vestidas y con mucho maquillaje.

was

(España) (het wassen)

Los domingos hago la colada.

uitkleden

Ya estaba dormida cuando la desvestí y la metí en la cama.

camouflage

(militar)

Los soldados eran responsables de asegurarse de que sus uniformes estuvieran limpios y prolijos.

lingerie

was

nombre femenino

Pon la ropa sucia en el cesto.

linnengoed

Tom cambió la ropa blanca de su cama.

ondergoed, onderkleding

locución nominal femenina

Tim se vistió, poniéndose primero la ropa interior y luego unos vaqueros y una camiseta.

stuk ondergoed

locución nominal femenina

herenkleding

locución nominal femenina

El departamento de ropa para hombres está en el segundo piso.

sportkleding

Me gusta usar ropa de deporte todo el día así puedo salir a trotar cuando quiera.

bovenkleding

badkleding, strandkleding

vrijetijdskleding

burgerkleding

nachtkleding

negligé

(kleding)

negligé

(kleding)

ondergoed

locución nominal femenina

Guardó su ropa interior limpia.

informele kleding, eenvoudige kleding

En muchas industrias, la ropa informal es la nueva norma.

afdankertje

Bill se acostumbró a usar la ropa usada de su hermano.

voetbaltenue

ondergoed

locución nominal femenina

beddengoed

burgerkleding

ondergoed

(femenina)

tweedehands kleding, tweedehands kleren

Compro ropa de segunda mano en tiendas de beneficencia; puedes encontrar gangas estupendas ahí.

sportkleding, sportkleren

No tengo ropa de deporte desde que era un chico e iba a la escuela.

rouwkleding, rouwdracht, rouwgoed

formeel gekleed

Daniel estaba vestido formalmente para su entrevista.

camouflagepak

locución nominal femenina

Todos nos pusimos ropa de camuflaje antes de empezar el ataque.

sportieve kleding

Durante la semana uso trajes, pero los fines de semana sólo uso ropa sport.

ratjetoe

(AmL)

zich te netjes kleden

mand

Jim cogió la cesta de la ropa sucia y la llevó hasta la lavandería.

schaars, karig, gering

(vestido)

La Sra. Winston pensaba que el vestido de la mujer era demasiado corto (or: sucinto) para ese lugar.

militaire kleding

No deberías venir a la fiesta con la ropa de trabajo.

was

Tu camisa está con la ropa sucia.
Je overhemd zit in de was.

was

Ella tendió la ropa lavada en el tendedero.

wollen kledingstuk

felgekleurd

No laves nunca la ropa de color con la ropa blanca porque podría desteñir.

witte sportkleding

(tenis)

Se puso su ropa de tenis para jugar el partido.

witte kleren

Acabo de lavar la ropa de color, así que ahora tengo que lavar la ropa blanca.

badlinnen, bedlinnen

locución nominal femenina

Harriet fue a la tienda a comprar ropa blanca nueva.

chirurgische toga

(medisch)

Los médicos llevaban ropa quirúrgica.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van ropas in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.